Adverbes de temps | Exemples | Traduction |
---|
Gisteren | - Gisteren gingen zij naar de bioscoop.
- Gisteren heeft Maria een bal gekocht.
| - Elles sont allées au cinéma hier.
- Hier Maria a acheté un ballon.
|
Vandaag | - Vandaag gaan we dansen.
- Vandaag wordt het bewolkt.
| - Aujourd’hui nous allons danser.
- Il va faire nuageux.
|
Morgen | - We moeten morgen vroeg gaan slapen.
- Het festival begint morgen.
| - Nous devons aller dormir tôt demain.
- Le festival commence demain.
|
Nu | - Zij gaat nu eten.
- U gaat nu zingen.
| - Elle va manger maintenant.
- Vous allez chantez maintenant.
|
Dan | - Dan ga ik naar voetbal.
- Dan krijgt Tom bijles.
| - Ensuite, je vais au football.
- Ensuite, il reçoit un tutorat.
|
Later | - Later word ik een dierenarts.
- Ik zou liever dat later afmaken.
| - Plus tard, je serai un vétérinaire.
- Je préférerais terminer ça plus tard.
|
Vanavond | - Vanavond gaan jullie naar de musical.
- Vanavond gaan we naar een conferentie.
| - Ce soir vous allez à la comédie musicale.
- Nous allons à une conférence ce soir.
|
Gisteravond | - Gisteravond had ik koorts.
- We keken naar een serie gisteravond.
| - Hier soir, j’avais de la fièvre.
- Nous avons regardé une série hier soir.
|
Vanmorgen | - Vanmorgen was ik te laat.
- Ik heb mijn bus vanmorgen gemist.
| - Ce matin, j’étais en retard.
- J'ai raté mon bus ce matin.
|
Volgende week | - Volgende week gaat Dina met zwangerschapsverlof
- De paasvakantie begint volgende week.
| - La semaine prochaine, Dina part en congé maternité.
- Les vacances de Pâques commencent la semaine prochaine.
|
Al | - Ik rijdt nu al 3 jaar
- Zij heeft al haar appel gegeten
| - Je conduis déjà depuis 3 ans maintenant.
- Elle a déjà mangé sa pomme.
|
Onlangs | - Onlangs begon ik met studeren
- Ze had onlangs een fietsongeval
| - J’ai commence à étudier récemment.
- Elle a eu un accident de vélo récemment.
|
De laatste tijd | - De laatste tijd volgen we geen les meer.
- Ik heb haar de laatste tijd niet meer gezien.
| - Ces derniers temps, nous ne suivons plus les cours.
- Je ne l’ai plus vue dernièrement.
|
Snel | - Ik moet snel bij een tandarts
- Het vliegtuig neemt snel af
| - J'ai besoin d'un dentiste rapidement.
- L’avion décolle rapidement.
|
Meteen | - Ik ga meteen naar school.
- Zack moet meteen zijn kamer opruimen
| - Je vais tout de suite à l’école
- Zack doit ranger sa chamber immédiatement.
|
Nog steeds | - Ze is nog steeds aan het werk.
- U hebt nog steeds geen goede manieren.
| - Elle travaille toujours.
- Vous n’avez toujours pas de bonnes manières.
|
Nog | - Er is nog water
- Ik moet nog mijn huiswerk afmaken
| - Il y a encore de l’eau.
- Je dois encore finir mes devoirs.
|
Geleden | - Het is lang geleden.
- 10 jaar geleden hadden ze geen kind
| - C’était il y a longtemps.
- Il y a 10 ans, ils n’avaient pas d’enfant.
|
Straks | - We gaan straks naar het strand.
- Ze gaat straks baren.
| - Nous allons à la plage tout à l’heure.
- Elle va bientôt accoucher.
|
Plotseling | - Ze stierf plotseling.
- En plotseling, had ik zin in aardbeien
| - Elle est morte soudainement.
- Et soudainement, j'ai eu envie de fraises.
|
Daarna | - Daarna stapte ik in de trein
- Daarna sliep ze
| - Ensuite, je montais dans le train.
- Puis elle a dormi.
|